Het Landgericht Köln (Duitsland) heeft onlangs uitspraak gedaan in een grensoverschrijdende zaak. Een Nederlander heeft op een website in de Nederlandse taal een (bewerkte) foto van de Duitse eiser gebruikt. Hij vorderde naast de staking van de inbreuk informatie en een schadevergoeding.
Volgens het beginsel van het land van bescherming is altijd het auteursrecht van het land beslissend waarvoor de rechtszoekende bescherming verlangt. Omdat de foto van de Duitse eiser (ook) in Duitsland kon worden bekeken en bijgevolg in de Bondsrepubliek Duitsland openbaar toegankelijk was gemaakt (§ 19 a UrhG), had de inbreuk ook in Duitsland gevolgen. Derhalve was zijn vordering op grond van het Duitse auteursrecht ontvankelijk.
In dit verband stelde de rechter in de genoemde beslissing nogmaals vast dat het voor de toepasselijkheid van Duits recht niet vereist is dat de website (ook) in Duitsland voor het beoogde doel toegankelijk is, deze in de Duitse taal beschikbaar is, het aanbod uitsluitend in het buitenland wordt gedaan en er een navraag door buitenlandse klanten bestaat en er sprake is van een „de.-domain”.
Hoewel de vraag of de louter technische beschikbaarheid in Duitsland voldoende was voor de toepasselijkheid van het Duitse recht, bij gebrek aan een beslissing door de hoogste rechtbank nog steeds niet is beantwoord, was deze vraag in casu niet van belang omdat gedaagde had toegegeven dat hij ook enkele Duitse klanten heeft.
Gedaagde heeft door de foto op zijn website te plaatsen inbreuk gemaakt op het recht van eiser tot openbare terbeschikkingstelling (§ 72, lid 1, § 15, lid 2, eerste en tweede zin, punt 2, § 19 a UrhG). Dit geldt ook wanneer de website slechts een paar keer in Duitsland wordt bekeken. Het plaatsen van een werk op het internet impliceert bovendien de overdracht van het werk naar een apparaat voor de herhaalbare weergave van beeld- en geluidsequenties (zoals een server) en bijgevolg een reproductie van het werk in de zin van § 16, leden 1 en 2, UrhG waarvan er in casu dus eveneens sprake is.
Bij dergelijke inbreuken bestaat zoals aangegeven het gevaar van herhaling dat een vereiste voor de vordering tot onthouding vormt. Dit gevaar blijft ook bestaan. Zoals beschreven worden er hoge eisen gesteld aan de weerlegging van het vermoeden van het gevaar van herhaling. Vaak moet een onthoudingsverklaring worden afgegeven met een boeteclausule. Het feit dat de inbreuk wordt gestaakt, betekent nog niet dat er geen gevaar van herhaling bestaat. Hetzelfde geldt voor een bindende verklaring van de inbreukmaker om zich in de toekomst van dergelijke handelingen te onthouden.
Zo benadrukte de rechter in de genoemde beslissing ook dat de in casu afgelegde juridisch bindende verklaring naar Nederlands recht niet volstaat om het gevaar van herhaling uit te sluiten. Zelfs indien een onthoudingsverklaring met boeteclausule naar Duits recht in Nederland niet gebruikelijk is, zouden dan alleen de Duitse opvatting en de algemene uitleggingsbeginselen naar Duits recht relevant zijn voor het bepalen van de zienswijze van de ontvanger van de verklaring.
Raadpleeg op tijd een specialist, wanneer u een sommatie ontvangt. Veel te vaak ontstaat er onnodige schade door niet bij een op Duits recht gespecialiseerde advocaat juridisch advies in te winnen of te laat advies in te winnen.
Heeft u vragen omtrent dit thema, neem dan contact op met Dr. Marisa Michels, Fachanwältin für Gewerblichen Rechtsschutz, michels@alpmann-froehlich.de, +49 – 2521 – 1338934.