Nieuws
28.05.2020

Verhoging van de uitkering voor werktijdverkorting tot 87 procent - mogelijke noodzaak van maatregelen inzake werkgeverssubsidies

Op 14.05.2020 heeft de Bundestag het wetsontwerp betreffende de verdere verlichting van de sociale en economische gevolgen van de Coronapandemie (socialebeschermingspakket II) aangenomen. Het wetsontwerp is op 15.05.2020 door de Bundesrat bekrachtigd en zal binnenkort in het Bundesgesetzblatt worden bekendgemaakt en in werking treden.

Naast de verlenging van de periode waarin men recht heeft op werkloosheidsuitkeringen, bevat het nieuwe socialebeschermingspakket met name verordeningen ter verbetering van de voorwaarden voor uitkeringen voor korte perioden: De toeslag voor werktijdverkorting wordt verhoogd tot 70 procent (of 77 procent voor huishoudens met kinderen) van het forfaitaire nettoloon vanaf de vierde maand van ontvangst en tot 80 procent (of 87 procent voor huishoudens met kinderen) vanaf de zevende maand van ontvangst. Dit geldt echter alleen voor degenen die een arbeidstijdverkortingstoeslag van ten minste 50% ontvangen. De verhoging van de arbeidstoelage voor korte duur is beperkt tot uiterlijk 31 december 2020.

De werknemers worden rechtstreeks getroffen door de verhoging van de arbeidstijdverkortingstoelage. De nieuwe wettelijke regeling is echter ook belangrijk voor werkgevers. Dit geldt met name voor werkgevers die subsidies betalen bovenop de door de overheid gesteunde uitkering voor werktijdverkorting. De reden hiervoor is dat onder de vorige verordening over de subsidie alleen sociale premies verschuldigd zijn als de subsidie samen met de arbeidstijdsverkortingstoelage meer dan 80% van het gederfde nettoloon bedraagt. Indien een hogere uitkering wordt betaald, is alleen het bedrag dat daarboven uitgaat premieplichtig (§ 1, lid 1, nr. 8, van de Bezoldigingsverordening sociale verzekeringen). Vanuit het oogpunt van de werkgever is het dus financieel bijzonder interessant om de aanvulling tot 80% te beperken. Indien de vergoedingen nu echter niet worden beperkt ondanks de verhoging van de verkortingsvergoeding, kunnen de belastingvoordelen gedeeltelijk verloren gaan indien de 80%-limiet wordt overschreden.

Voorzover de werkgever zich contractueel heeft verbonden tot de betaling van subsidies, kunnen streng geformuleerde clausules er bovendien toe leiden dat de subsidiebetaling niet wordt afgetopt ondanks een verhoging van de arbeidstijdverkortingstoelage. Dan zou de werkgever in individuele gevallen zelfs het risico lopen dat hij zonder arbeidstijdverkorting meer moet betalen dan contractueel is overeengekomen. Een dergelijke betere positie voor de werknemer is echter principieel onwenselijk, laat staan opportuun. Als gevolg van de nieuwe wettelijke regeling moeten de subsidieregelingen dan ook beslist worden herzien en zo nodig aan de nieuwe juridische omstandigheden worden aangepast.

Zelfs indien geen schriftelijke overeenkomst over de betaling van toelagen is gesloten, kan uit de beginselen van de bedrijfspraktijk een verplichting tot betaling van toelagen van een constant bedrag voortvloeien. In dit geval verdient het aanbeveling een contractuele basis te creëren die, in afwijking van de gangbare praktijk in de onderneming, voorziet in een bovengrens voor de subsidiebetalingen.

Wij zullen u graag adviseren en ondersteunen bij het opstellen en wijzigen van bedrijfsreglementen inzake de aanvulling van de arbeidstijdverkorting.